De diagnose van een worm infectie wordt gesteld op basis van verschillende onderzoeken. Epidemiologisch (omgeving en gewoontes van patiënt), klachten (buikpijn, diarree en verstopping, galbulten, jeuk zonder aanwijsbare oorzaak, spierklachten, pijnlijke gewrichten, hoesten, astmaverschijnselen, vergrote lever of milt en biologisch onderzoek (ontlasting, bloed, leverwaarden) moeten samen leiden tot de juiste conclusie. Net als mensen en bacteriën passen wormen en parasieten zich aan en ondergaan ze mutaties.
Een gemuteerde worm kan zich nestelen in de vrije ruimte van de buik, op het middenrif en geeft dan een vol gevoel in de bovenbuik, maakt duf, futloos en slaperig en kan hartritmestoornissen geven.
Ook hier kan de reguliere behandeling versterkt worden door aanvullende energetische behandeling, getest via de VEGAtest. Een worminfectie kan ook aangetoond worden met de VEGAtest; aansluitend volgt dan natuurlijk ook een verwijzing naar het reguliere circuit.